![]() |
De Mortelen U staat hier aan de meest westelijk kant van de Mortelen. ![]() De Mortelen heeft betrekking op een laag gebied ten noorden van de Midden-Brabantse dekzandrug. Hierdoor is het een "kwelgebied" met veel leem in de bodem. Dit gebied was te drassig om intensief bewoond te worden. Ook heden treft men er nog weinig bewoning aan. De inzijggebieden ten noorden van de dekzandrug maar ten zuiden van De Mortelen daarentegen waren droger en hier werd Romeins en Merovingisch aardewerk aangetroffen. Denkbaar is dat deze gebieden continu bewoond zijn geweest, al zijn schriftelijke bronnen pas uit de 10e en 11e eeuw bekend. Het betreft de buurtschappen Notel, Aarle, Hersel en Hedel. De akkertjes rond deze nederzettingen groeiden aaneen tot grote akkercomplexen, waar vanaf de hoge middeleeuwen een esdek ontstond. In de eigenlijke Mortelen zijn dergelijke bodems niet aanwezig. De eerste ontginningen waren beemden, die zich bevonden langs beekdalen of in laagten. Deze zullen omstreeks 1200 zijn begonnen. Heerenbeek en Velder waren grotere landbouwontginningen die in de loop van de 18e eeuw in landgoederen werden omgezet. In de loop van de 19e eeuw werd de overgebleven heide bebost, en omstreeks de helft van die eeuw waren er nog maar kleine stukjes heide over die vanaf het einde van de 19e eeuw ook ontgonnen werden. De weinige boerderijen in De Mortelen liggen op plaatsen waar in ieder geval in 1850, en waarschijnlijk veel eerder, al bebouwing was. Ook de wegen in het gebied hebben al een dergelijke ouderdom. De scheidingen tussen de gemene gronden van de verschillende herdgangen werd nog in de 17e eeuw aangegeven met schei-eiken. In het oude cultuurlandschap hadden en hebben de percelen een onregelmatige vorm, terwijl oude beplantingen ook tegenwoordig nog terug te vinden zijn in het landschap. ![]() De vele vochtige bosjes in het oude cultuurlandschap hebben soms een hoge ouderdom en dienden als hakhoutbosjes. In de ondergroei daarvan, in de bermen en langs waterlopen komen diverse plantensoorten voor die in het voorjaar uitbundig bloeien, zoals de -tot groot plezier van de toeristen- op veel plaatsen massaal optredende Bosanemoon en Slanke sleutelbloem, verder soorten als Welriekende agrimonie, Gele dovenetel, Gulden boterbloem, Grootbloemmuur, Dalkruid, Veelbloemige salomonszegel, Lelietje-van-dalen. Op beschaduwde, natte plekken ziet men bijzondere varens zoals de Dubbelloof, langs paden groeien de weinig opvallende Ruige veldbies en de halfparasiet Hengel. In het verborgene groeien bijzonderheden als de Eenbes en de Keverorchis. Sommige bosjes zijn op rabatten aangelegd. ![]() |